Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de benoeming van een bewindvoerder. De rechthebbende, die onder bewind stond, had een voorkeur uitgesproken voor de benoeming van een specifieke bewindvoerder, maar het hof had deze voorkeur afgewezen op basis van gegronde redenen. De rechthebbende had eerder te maken gehad met verschillende bewindvoerders, waarbij de samenwerking telkens was beëindigd vanwege communicatieproblemen. De kantonrechter had in 2016 een bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, en in 2019 was de dochter benoemd tot bewindvoerder, maar ook deze samenwerking was niet succesvol. Het hof oordeelde dat de huidige bewindvoerder, ondanks de eerdere problemen, beter in staat was om de situatie van de rechthebbende te begrijpen en te communiceren. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat er gegronde redenen waren om af te wijken van de voorkeur van de rechthebbende, en verwierp het cassatieberoep. De uitspraak benadrukt het belang van continuïteit en communicatie in de bewindvoering, vooral in situaties waar de rechthebbende financiële problemen heeft.