Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
31 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1969, betrokken was. De advocaat van de betrokkene, H.M.W. Daamen, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor wat betreft de duur van de gijzeling. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de duur van de gijzeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, door het hof was bepaald op 1095 dagen. Dit is in strijd met de wettelijke bepalingen, aangezien de maximale duur van gijzeling drie jaar bedraagt, wat in deze zaak neerkomt op 1080 dagen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof in zoverre vernietigd en zelf de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. Dit arrest benadrukt de noodzaak om de wettelijke maxima in acht te nemen bij het opleggen van ontnemingsmaatregelen.