ECLI:NL:HR:2022:792
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake loonheffing en premie Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door P. Koch en M.J. van Dieren, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 juli 2021, waarin het hoger beroep van de belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur werd behandeld. De zaak betreft een ingehouden bedrag aan loonheffing en premie Zorgverzekeringswet over het tijdvak augustus 2018.
De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende was voorgesteld beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat dit middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2022.