ECLI:NL:HR:2022:765
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aftrekbaarheid hypotheekrente na echtscheiding en eigendom woning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z]. De zaak betreft de aftrekbaarheid van hypotheekrente door belanghebbende na een echtscheiding. Belanghebbende was tot 21 november 2014 gehuwd met [A] en woonde in een woning die volledig in eigendom was van de ex-echtgenote. Na de indiening van een echtscheidingsverzoek in 2013, heeft belanghebbende de hypotheekrente voor het jaar 2013 in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft echter de aftrek van de hypotheekrente gecorrigeerd, wat leidde tot een hoger beroep bij het Hof.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende recht had op aftrek van een deel van de hypotheekrente, maar de Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de voorwaarden voor aftrek van hypotheekrente zoals vastgelegd in de Wet IB 2001 onverkort van toepassing zijn, ook in situaties zoals deze. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor nader onderzoek naar de economische eigendom van de woning en de aftrekbaarheid van het bedrag als onderhoudsverplichting.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de voorwaarden voor hypotheekrenteaftrek zorgvuldig te interpreteren, vooral in het licht van echtscheidingen en de eigendomsstructuur van onroerend goed. De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.