ECLI:NL:HR:2022:667
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake rioolheffing gemeente Ten Boer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2014 door de gemeente Ten Boer. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door P.F. van der Muur, terwijl het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor werd vertegenwoordigd door [P].
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.F.M.Q. Beukers-van Dooren als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2022.