ECLI:NL:HR:2022:666
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en specifieke zorgkosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door P. Le Heux, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, waarbij belanghebbende in haar aangifte aftrek voor specifieke zorgkosten had geclaimd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de Inspecteur ten onrechte een bedrag van € 87 voor kosten van extra gezinshulp niet in aanmerking had genomen. Het Hof verhoogde de aftrek voor specifieke zorgkosten met dit bedrag, maar belanghebbende stelde dat het inkomen uit werk en woning te hoog was vastgesteld omdat het Hof geen rekening had gehouden met een verhoging van 40 procent van de uitgaven voor specifieke zorgkosten, zoals voorgeschreven in artikel 6.19, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet IB 2001.
De Hoge Raad oordeelde dat het tweede middel, dat door de Staatssecretaris werd erkend, slaagde. De Hoge Raad stelde vast dat het inkomen niet met € 87 moest worden verminderd, maar met afgerond € 122, omdat de uitgave van € 87 voor extra gezinshulp ingevolge de wet met 40 procent moest worden verhoogd. De Hoge Raad heeft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 verminderd tot een aanslag naar een inkomen uit werk en woning van € 17.990. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moest hij het griffierecht vergoeden.
Dit arrest is van belang voor de toepassing van de regels omtrent specifieke zorgkosten en de wijze waarop deze in de belastingaangifte moeten worden verwerkt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om rekening te houden met de wettelijke verhogingen bij het vaststellen van de aanslag.