Op 1 januari 2014 zijn de Warmtewet (17 juni 2013, Staatsblad 2013, 325 en Staatsblad 2013, 326) en het daarop gebaseerde Warmtebesluit (10 september 2013, Staatsblad 2013, 359) en Warmteregeling (13 september 2013, Staatscourant 2013, 25449) in werking getreden. In art. 1 sub g, h en l van de Warmtewet 2014 zijn onder meer de begrippen ‘verbruiker’, ‘leverancier’ en ‘verhuurder’ gedefinieerd. Een leverancier is een persoon die warmte aflevert aan verbruikers. Een verbruiker is een persoon die warmte afneemt van een warmtenet en een individuele aansluiting heeft van maximaal 100 kilowatt. Een verhuurder is een toegelaten instelling als bedoeld in art. 19 lid 1 Woningwet danwel een eigenaar van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland. Tussen partijen is niet in geschil dat Acantus een leverancier en verhuurder is en [appellanten] c.s. verbruikers in de zin van de Warmtewet 2014 zijn.
In de Warmtewet wordt er vanuit gegaan dat er tussen de leverancier en de verbruiker een schriftelijke warmteleveringsovereenkomst wordt gesloten die aan de in art. 3 Warmtewet gestelde eisen voldoet.
Op grond van artikel 2 lid 3 Warmtewet 2014 mag de warmteleverancier ten hoogste in rekening brengen: de maximumprijs als bedoeld in artikel 5 lid 1 Warmtewet 2014 zoals vastgesteld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM), de redelijke kosten van een warmtewisselaar (zijnde de afleverset zonder de warmtemeter die hieraan hangt) en de kosten voor de meting van het warmteverbruik. De maximumprijs voor het verbruik van warmte bestaat volgens artikel 5 lid 2 sub b Warmtewet 2014 uit een vast bedrag (gebruiksonafhankelijk deel) en een bedrag per verbruikte gigajoule (gebruiksafhankelijk deel).
Vrij spoedig nadat de Warmtewet in 2014 in werking was getreden, werden knelpunten gesignaleerd. Een van de knelpunten betrof de situatie waarin de verhuurder warmte geleverd krijgt en die warmte doorlevert aan de huurders (onder meer in Evaluatie Warmtewet Kamerstukken II 2015/2016, 34415, nr. 1). De Warmtewet 2014 is vervolgens gewijzigd bij Wet van 4 juli 2018 (Staatsblad 2018, 311), het Warmtebesluit op 26 maart 2019 (Staatsblad 2019, 133) en de Warmteregeling bij besluit van 2 april 2019 (Staatscourant 2019, 19827). In deze wetswijziging is onder meer de definitie van ‘verbruiker’ gewijzigd en wordt daaronder ook verstaan, kort gezegd, de verhuurder die een centrale aansluiting van meer dan 100 kilowatt heeft en optreedt als verhuurder voor een verbruiker met een individuele aansluiting van maximaal 100 kilowatt. Voorts is in art. 1a van de gewijzigde Warmtewet 2018 opgenomen dat de Warmtewet, behoudens de in artikel 1a lid 2 Warmtewet 2018 genoemde uitzonderingen, niet van toepassing is op de levering van warmte door een leverancier die tevens optreedt als verhuurder voor de verbruiker aan wie hij warmte levert ten behoeve van de door hem aan de verbruiker verhuurde woonruimte. Artikel 1a Warmtewet is op 1 juli 2019 in werking getreden. De wijziging van de definitie ‘verbruiker’ treedt in werking op 1 januari 2020 (Besluit van 26 maart 2019, Staatsblad 2019, 134).
Tijdens de parlementaire behandeling van de wetswijziging is er herhaaldelijk op gewezen dat de huurder die van de verhuurder warmte/koude geleverd krijgt de bescherming van de Warmtewet niet behoeft doordat de bepalingen van de servicekosten op de kosten van de warmtelevering van toepassing zijn en de huurcommissie (bij niet-geliberaliseerde woonruimte en de rechter bij geliberaliseerde woonruimte) de redelijkheid van die kosten kan toetsen (zie onder meer Kamerstukken II 2016/2017, 34723, nr. 3, p. 4-9 en voorts 2017/2018, nr. 7, p. 10-15 ). In verband met deze wetswijziging bestaat het voornemen _ waarop tot op heden geen uitvoering aan is gegeven - het Besluit Servicekosten aan te passen, zoals hiervoor kort is aangegeven.