Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant] , en
[appellante],
[appellanten] c.s.,
Acantus,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de toepassing van de Warmtewet binnen het huurrecht, specifiek met betrekking tot de huur van een appartement dat is voorzien van een warmte-koudeopslag (WKO) installatie. De WKO-installatie is niet in eigendom van de verhuurder, maar van de energieleverancier door middel van opstalrecht. De huurder weigert het vastrecht voor de WKO te betalen dat door de verhuurder in rekening wordt gebracht. In eerste aanleg is de verhuurder in het gelijk gesteld op basis van ongerechtvaardigde verrijking. Echter, in hoger beroep oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de WKO-installatie een onroerende aanhorigheid is. Volgens de huurrechtelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek mogen de kosten voor onroerende aanhorigheden niet apart als servicekosten worden doorberekend. Dit betekent dat de kosten voor het in stand houden van de WKO in principe zijn inbegrepen in de kale huurprijs.
Het hof heeft verder onderzocht of de inwerkingtreding van de Warmtewet op 1 januari 2014 hier verandering in heeft gebracht, maar concludeert van niet. De verhuurder is in een tussenarrest gevraagd om te onderbouwen of er andere kosten zijn verwerkt in het vastrecht dat aan de huurder in rekening wordt gebracht, maar de verhuurder kan deze vraag niet beantwoorden. Het hof gaat er daarom vanuit dat het gehele bedrag ten onrechte bij de huurders in rekening is gebracht, en de verhuurder moet dit terugbetalen. Ook moet de verhuurder de proceskosten van het hoger beroep en de procedure bij de kantonrechter vergoeden. Het hof verwerpt het betoog van de verhuurder dat er onjuiste beslissingen zijn genomen in het tussenarrest.
De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak voor verhuurders om zich te houden aan de wettelijke bepalingen omtrent huurprijzen en servicekosten, en bevestigt dat kosten voor onroerende aanhorigheden zoals de WKO-installatie niet apart in rekening mogen worden gebracht. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder onmiddellijk moet voldoen aan de terugbetalingsverplichting.