Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
(i) Bij Koninklijk Besluit van 11 september 2015 is mr. Souer met ingang van 1 september 2015 op voordracht van de minister van Veiligheid en Justitie voor de duur van vier jaar benoemd tot militair lid van de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Nadat hij op 21 april 2016 de wettelijk voorgeschreven belofte heeft afgelegd, heeft hij zijn eerste zitting gedaan. Met ingang van 1 september 2019 vond een herbenoeming plaats voor de duur van vier jaar. De benoeming als militair lid is op 20 oktober 2020 van rechtswege beëindigd omdat mr. Souer toen de pensioengerechtigde leeftijd bereikte.
Met ingang van 1 juli 2016 is mr. Souer ook benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger bij het hof.
(ii) Voorafgaand aan de benoeming als militair lid van de militaire kamer van het hof bekleedde mr. Souer verschillende functies bij de Koninklijke Marine (van 1978 tot 1992) en was hij werkzaam als officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland (van 1992 tot 2014).
(iii) Mr. Souer is per mei 2014 voor de duur van één jaar vanuit zijn dienstbetrekking bij het arrondissementsparket Noord-Nederland als actief dienend reservist gedetacheerd bij het Commando Zeestrijdkrachten, onderdeel van de Koninklijke Marine, welke detachering verschillende keren is verlengd tot de ingangsdatum van het pensioen van mr. Souer op 20 oktober 2020.
(iv) De betreffende detacheringsovereenkomsten zijn als bijlage gevoegd bij de brief van de president van het hof. In de detacheringsovereenkomsten die betrekking hebben op (a) de periode van 19 mei 2014 tot 1 mei 2015 en (b) 1 mei 2015 tot 1 mei 2016 is onder het kopje ‘Aanvullende afspraken’ opgenomen dat mr. Souer nog enkele zaken als officier van justitie zou behandelen. Deze afspraak keert in de latere detacheringsovereenkomsten niet terug.
(v) In de brief van de president is als toelichting op die afspraak het volgende vermeld. In 2014 werd nog verwacht dat mr. Souer op enig moment weer terug zou keren naar het openbaar ministerie. Om “binding te houden met het vak van officier van justitie” heeft mr. Souer daarom gedurende het eerste jaar van zijn detachering op zijn verzoek nog één keer per maand een zitting als officier van justitie gedaan. Vanwege het voornemen mr. Souer met ingang van 1 september 2015 te benoemen als militair lid van de militaire kamer van het hof is hij - anders dan in de tweede detacheringsovereenkomst vermeld - na zijn laatste zitting als officier van justitie op 22 mei 2015 helemaal niet meer werkzaam geweest voor het openbaar ministerie en heeft hij verder ook geen enkel contact gehad met het openbaar ministerie, anders dan over verlengingen van zijn detacheringsovereenkomst.
(vi) Tijdens zijn werkzaamheden als militair lid en raadsheer-plaatsvervangerwas mr. Souer voor zijn volledige arbeidsduur als actief dienend reservist specifieke deskundigheid gedetacheerd bij het Commando Zeestrijdkrachten, waar hij de functie van “hoofd van de afdeling juridische zaken” vervulde. De bovengenoemde detacheringsovereenkomsten houden telkens onder meer in:
Een en ander brengt mee dat - anders dan het cassatiemiddel betoogt - de enkele omstandigheid dat mr. Souer deel uitmaakte van de kamer die de verdachte heeft veroordeeld, geen grond biedt voor gerechtvaardigde vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van het gerecht als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
5.Beslissing
5 april 2022.