Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
6.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, militaire kamer, van 9 juli 2020. De verdachte, geboren in 1986, was beschuldigd van het medeplegen van opzettelijke aanranding van een andere militair, gepleegd in de periode van 18 maart 2013 tot en met 22 maart 2013. De verdachte stelde dat zijn recht op een behandeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechter was geschonden, omdat een lid van de kamer die het arrest had gewezen, ten tijde van de behandeling formeel in dienst was van het openbaar ministerie. De Hoge Raad heeft inlichtingen ingewonnen en geoordeeld dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidt, omdat de redenen daarvoor zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2022:513).
Daarnaast werd in de zaak de vraag behandeld of de verjaring van de strafvordering was gestuit. De Hoge Raad oordeelde dat de e-mailcorrespondentie tussen de voorzitter van de militaire kamer en het openbaar ministerie, die plaatsvond vóór de dagvaarding, kan worden aangemerkt als een daad van vervolging die de verjaring heeft gestuit. De voorzitter was vanaf 2 november 2018 betrokken bij de planning van de zaak, wat volgens het hof voldoende was om te concluderen dat de verjaring was gestuit. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het beroep van de verdachte.
De advocaat-generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. Wel werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, maar dit had geen verdere rechtsgevolgen. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de onafhankelijkheid van rechters en de stuiting van verjaring in strafzaken.