Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudende te Helmond,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
equality of arms, aldus het onderdeel.
4.Beslissing
18 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder van twee kinderen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin was geoordeeld dat de GI de machtiging tot uithuisplaatsing niet binnen de wettelijke termijn had uitgevoerd, waardoor deze was vervallen. Het hof had geoordeeld dat de moeder geen belang had bij het hoger beroep, omdat de machtiging niet ten uitvoer was gelegd en er geen inbreuk was op haar gezinsleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de dreiging van uithuisplaatsing op zichzelf al een inbreuk kan vormen op het gezinsleven, en dat de moeder daarom wel degelijk een rechtens relevant belang heeft om de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing te laten toetsen. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op eerbiediging van het gezinsleven en de noodzaak om ook in gevallen waarin een machtiging niet ten uitvoer is gelegd, de belangen van de betrokken ouder te waarborgen.