ECLI:NL:HR:2022:318

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/01825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelasting en Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon woonachtig te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 maart 2021, nummer 20/00549. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nummer UTR 19/2987) die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2019, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, vertegenwoordigd door [P], heeft hierop een verweerschrift ingediend. Daarnaast heeft belanghebbende een wrakingsverzoek ingediend, dat op 11 februari 2022, nummer 22/00202, buiten behandeling is gesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 25 februari 2022 door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01825
Datum25 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMERSFOORT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 maart 2021, nr. 20/00549 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 19/2987) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2019 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft tevens een wrakingsverzoek ingediend. Bij beslissing van 11 februari 2022, nr. 22/00202 is het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.