ECLI:NL:HR:2022:31

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
20/02580
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest inzake vals gebruik van een Pools rijbewijs en de toepassing van het Vluchtelingenverdrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1975, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vals Pools rijbewijs, in strijd met artikel 231.2 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, D.M. Penn, had cassatiemiddelen ingediend, waarin werd betoogd dat het hof niet toereikend had gereageerd op het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden op grond van artikel 31 lid 1 van het Vluchtelingenverdrag.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde. De redenen hiervoor waren uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, die had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het hof het verweer van de verdachte had moeten onderzoeken en niet enkel had mogen afwijzen op basis van de stelling dat de situatie van de verdachte niet onder de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag viel. De Hoge Raad oordeelde dat de verwerping van het verweer onvoldoende gemotiveerd was, vooral gezien de omstandigheden waaronder de verdachte zich bevond, waaronder zijn verblijf in een asielzoekerscentrum.

De uitspraak van de Hoge Raad leidde tot de vernietiging van het arrest van het gerechtshof en de terugverwijzing van de zaak, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02580
Datum18 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 augustus 2020, nummer 22-005692-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.M. Penn, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat het hof niet toereikend heeft gereageerd op het verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op grond van artikel 31 lid 1 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Verdrag van 28 juli 1951, Trb. 1951, 131 en 1954, 88).
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 januari 2022.