Op 10 augustus 2020 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije en niet ingeschreven in de basisregistratie personen, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voor het gebruik van een vals identiteitsbewijs. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 oktober 2019 te Delfgauw, waar de verdachte een vals Pools rijbewijs overhandigde tijdens een verkeerscontrole.
Tijdens de behandeling in hoger beroep op 27 juli 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep heeft gevorderd. De verdediging voerde aan dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het rijbewijs echt was en dat er geen sprake was van opzet. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het document vals was, gezien de omstandigheden waaronder hij het rijbewijs had verkregen.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de politierechter bevestigd, met een aanvulling op de motivering van de bewezenverklaring. De uitspraak benadrukt de vereisten voor opzet in strafzaken en de verantwoordelijkheid van de verdachte in het kader van het gebruik van identiteitsdocumenten. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 augustus 2020.