ECLI:NL:OGHACMB:2020:107
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.M. van der Bunt
- A.J.M. van Gink
- Th.G. Lautenbach
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep in letselschadezaak met betrekking tot schadevergoeding en aansprakelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 30 oktober 2017. [Appellante] was eerder eiseres en heeft schadevergoeding gevorderd van [geïntimeerde] voor letsel aan haar linkeroog, veroorzaakt door een incident. Het GEA had [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 voor immateriële schade en NAf 1.499,65 voor beslagkosten, maar had andere vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft [appellante] zeven grieven ingediend, waaronder grieven over de afwijzing van schadevergoeding voor verlies van verdienvermogen, studievertraging, kosten voor huishoudelijke hulp, medische kosten en immateriële schade.
Het Hof heeft geoordeeld dat [appellante] tijdig en op de juiste wijze appel heeft ingesteld. De eerste grief, die zich richtte tegen de afwijzing van schadevergoeding voor verlies van verdienvermogen, faalde omdat [appellante] onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde schade. De tweede grief over de kosten voor huishoudelijke hulp werd afgewezen omdat de Letselschade Richtlijn geen bindend recht is en [appellante] haar schade niet had onderbouwd. De derde grief over medische kosten werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het Hof oordeelde dat [appellante] recht had op vergoeding van € 1.100,- aan eigen risico van de ziektekostenverzekering.
De vierde grief over reiskosten werd ook gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 929,10. De vijfde grief over immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat [appellante] niet had aangetoond dat zij nagenoeg geheel blind was aan haar linkeroog. Het Hof concludeerde dat de schadevergoedingsplicht voor immateriële schade op € 5.000,- bleef staan, maar dat de aansprakelijkheid voor de schade gedeeltelijk aan [appellante] zelf was toe te rekenen. Het Hof vernietigde het bestreden vonnis voor zover het de gevorderde medische kosten en reiskosten betrof, en bevestigde het vonnis voor het overige. De kosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.