ECLI:NL:HR:2022:222
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 augustus 2021, nr. 19/1351 ANW. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en was niet in staat om het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 17 november 2021 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks een verzoek om ontheffing van betaling van het griffierecht, heeft belanghebbende niet tijdig kenbaar gemaakt dat zij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.