Uitspraak
19.1351 ANW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
Op 12 augustus 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om herziening van een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat de aanvraag van appellante voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die aanleiding zouden geven om terug te komen op het eerdere besluit van 30 oktober 2014. Dit besluit was eerder al bevestigd door de Raad in 2016. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het verzoek van appellante geen nieuwe elementen bevatte en dat de Svb terecht had besloten om niet terug te komen op het eerdere besluit. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de afwijzing van de herhaalde aanvraag als evident onredelijk te beschouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had geweigerd om appellante voor de toekomst een nabestaandenuitkering toe te kennen, aangezien haar echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder veroordeling in de proceskosten.