Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
het vonnis in de zaak C/13/717280 - FA RK 22/2828 van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2022.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
23 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat M.E. Bruning, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 24 mei 2022 een beschikking gegeven in de zaak C/13/717280 - FA RK 22/2828, waartegen betrokkene in cassatie ging. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam was verweerder in deze procedure, maar verscheen niet ter zitting.
De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De advocaat-generaal M.L.C.C. Lückers had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak is gedaan door de president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.