Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
Het doen van afstand van het recht op rechtsbijstand is als zodanig niet onverenigbaar met art. 1:7 Wvggz, noch met art. 5 EVRM. In zaken als de onderhavige, waarin het gaat om de onvrijwillige opname in een accommodatie van veelal kwetsbare personen met een psychische stoornis, mag afstand van het recht op rechtsbijstand evenwel niet te snel worden aangenomen. Die afstand mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven.
Ingeval de rechtbank betrokkene aldus heeft verstaan dat hij elke bijstand van een advocaat weigert, blijkt uit hetgeen de rechtbank heeft overwogen niet dat aan de hiervoor in 3.3 genoemde voorwaarden om afstand te kunnen aannemen, is voldaan.
De op het voorgaande gerichte klachten slagen.
4.Beslissing
9 december 2022.