ECLI:NL:HR:2022:1214

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
22/01451
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en bijstand van advocaat in het kader van de Wvggz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, die niet langer door haar toegevoegde advocaat vertegenwoordigd wilde worden, heeft tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland beroep in cassatie ingesteld. De rechtbank had op 19 januari 2022 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, maar de advocaat van betrokkene had tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene geen contact meer met haar wenste en dat zij zich niet vrij voelde om namens haar op te treden.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank had moeten onderzoeken of betrokkene behoefte had aan een andere advocaat, voordat zij een beslissing nam over de zorgmachtiging. De Hoge Raad benadrukte dat de kwetsbare positie van betrokkene in acht genomen moest worden en dat de rechter in zijn beschikking moest vermelden wat het resultaat van dit onderzoek was. Aangezien de rechtbank dit niet had gedaan, vernietigde de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank Gelderland en wees het geding terug naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Deze uitspraak onderstreept het belang van de rechtsbijstand voor kwetsbare personen in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de verplichting van de rechter om te onderzoeken of een betrokkene behoefte heeft aan een andere advocaat wanneer de huidige advocaat niet meer gewenst is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01451
Datum16 september 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.E. Bruning,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/398472 / FA RK 22-88 van de rechtbank Gelderland van 19 januari 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van 19 januari 2022 van de rechtbank Gelderland en tot terugwijzing van de zaak naar die rechtbank.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, aansluitend op de voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in art. 7:11 Wvggz.
(ii) De mondelinge behandeling heeft (via beeldbellen) plaatsgevonden op 19 januari 2022. Tijdens de mondelinge behandeling verbleef betrokkene op het toilet, en reageerde zij niet op het verzoek van de verpleging om de mondelinge behandeling bij te wonen. De rechter heeft de mondelinge behandeling daarom buiten aanwezigheid van betrokkene voortgezet.
(iii) De aan betrokkene toegevoegde advocaat heeft bij de mondelinge behandeling het volgende opgemerkt:
“Betrokkene heeft aangegeven dat zij geen contact meer met de advocaat wenst.”
En:
“Betrokkene heeft stellig aangegeven dat ik haar niet mag vertegenwoordigen, dus ik voel me niet vrij om namens haar te spreken. Ik ben aanwezig, maar ben niet vrij om vragen te stellen of een standpunt in te nemen namens haar. Dat kan ik niet.”
2.2
De rechtbank heeft een zorgmachtiging tot en met 19 juli 2022 verleend. Met betrekking tot de bijstand van betrokkene door de advocaat heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“2.4 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat verklaard dat betrokkene uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij niet langer wil dat de advocaat haar bijstaat. Omdat de rechtbank de advocaat heeft toegevoegd, is de advocaat bij de behandeling aanwezig. De advocaat voelt zich echter niet vrij om een standpunt namens betrokkene in te nemen.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat de rechtbank niet mocht beslissen tot verlening van de zorgmachtiging nadat de advocaat van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling te kennen had gegeven dat betrokkene niet langer door haar vertegenwoordigd wilde worden. De rechtbank had betrokkene eerst in de gelegenheid moeten stellen zich door een andere advocaat te laten bijstaan voordat een beslissing werd genomen, aldus de klacht.
3.2
Ingevolge art. 1:7 lid 1, aanhef en onder a, Wvggz geeft de rechter, indien een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt voorbereid, onverwijld aan het bestuur van de raad voor de rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan de betrokkene, indien niet blijkt dat de betrokkene reeds een advocaat heeft. Een met de kwetsbare positie van de betrokkene strokende uitleg van deze bepaling, in verbinding met art. 1:7 lid 3 Wvggz en art. 44 lid 2 Sv, brengt mee dat indien de betrokkene te kennen geeft niet meer door de toegevoegde advocaat te willen worden bijgestaan, de rechter dient te onderzoeken of de betrokkene toevoeging van een andere raadsman wenst. De rechter dient in zijn beschikking van het resultaat van dit onderzoek te doen blijken. [1]
3.3
Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en uit de bestreden beschikking blijkt dat de advocaat van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling heeft meegedeeld dat betrokkene niet door haar wil worden bijgestaan, en dat zij niet namens betrokkene kan spreken. De rechtbank diende daarom te onderzoeken of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Uit het proces-verbaal en uit de beschikking blijkt niet dat de rechtbank dit heeft onderzocht. Voor zover dat wel is gebeurd, heeft de rechtbank niet in haar beschikking vermeld wat het resultaat van dat onderzoek is geweest. Het onderdeel klaagt daar terecht over.
3.4
De bestreden beschikking kan niet in stand kan blijven en de overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 19 januari 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 september 2022.

Voetnoten

1.HR 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1273.