Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, die niet langer door haar toegevoegde advocaat vertegenwoordigd wilde worden, heeft tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland beroep in cassatie ingesteld. De rechtbank had op 19 januari 2022 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, maar de advocaat van betrokkene had tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene geen contact meer met haar wenste en dat zij zich niet vrij voelde om namens haar op te treden.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank had moeten onderzoeken of betrokkene behoefte had aan een andere advocaat, voordat zij een beslissing nam over de zorgmachtiging. De Hoge Raad benadrukte dat de kwetsbare positie van betrokkene in acht genomen moest worden en dat de rechter in zijn beschikking moest vermelden wat het resultaat van dit onderzoek was. Aangezien de rechtbank dit niet had gedaan, vernietigde de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank Gelderland en wees het geding terug naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak onderstreept het belang van de rechtsbijstand voor kwetsbare personen in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de verplichting van de rechter om te onderzoeken of een betrokkene behoefte heeft aan een andere advocaat wanneer de huidige advocaat niet meer gewenst is.