ECLI:NL:HR:2022:1723

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
21/03723
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging tot moord en ontvankelijkheid van het OM

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1991, was in deze strafzaak betrokken bij een poging tot moord in een snackbar in Amsterdam, waarbij hij in 2019 meermalen met een vuurwapen op een ander schoot. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk was in de vervolging, omdat de appelschriftuur te laat was ingediend. Daarnaast werd de vraag gesteld of de wijziging van de regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling een wijziging van straf was in de zin van artikel 1.2 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03723
Datum22 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2021, nummer 23-002043-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben S. van den Akker, R.J. Baumgardt en P. van Dongen, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 november 2022.