ECLI:NL:HR:2022:167
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen dividendbelasting en griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 december 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had eerder naheffingsaanslagen in de dividendbelasting opgelegd voor de jaren 2011 tot en met 2014, alsook beschikkingen inzake heffings- en belastingrente.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door F. Jagersma, heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze middelen beoordeeld en geconcludeerd dat ze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad zich gebogen over de klacht van belanghebbende over het griffierecht. Belanghebbende stelde dat de griffier van de Hoge Raad een te hoog bedrag aan griffierecht had geheven en dat de zaken samenhangende besluiten waren in de zin van artikel 8:41, lid 3, Awb. De Hoge Raad verwierp dit betoog, evenals het beroep op betalingsonmacht, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat zij niet in staat was het griffierecht te voldoen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor restitutie van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.