ECLI:NL:HR:2022:1643
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot militaire ambtenaren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Defensie. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 maart 2022, nr. 21/3569 MAW, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. 20/3842). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie openstelde tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, specifiek in zaken die betrekking hebben op militaire ambtenaren zoals bedoeld in de Militaire Ambtenarenwet 1931. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.