In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen AAN- EN VERKOOPCOÖPERATIE DE EENDRACHT U.A. (hierna: De Eendracht) en [verweerster] B.V. De Eendracht heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020. De zaak betreft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [verweerster] en de vraag of De Eendracht zich kan beroepen op de vernietigbaarheid van een arbitraal beding in die voorwaarden.
De Eendracht, een veevoercoöperatie, had in de periode van 2008 tot 2014 meerdere koopovereenkomsten gesloten met [verweerster], een leverancier van diervoedergrondstoffen. In het geschil draait het om twee specifieke koopovereenkomsten van 15 april 2014 en 4 juni 2014, waarbij de CNGD (Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoedergrondstoffen) van toepassing zijn verklaard. De Eendracht heeft in een vrijwaringsprocedure tegen [verweerster] een bevoegdheidsincident opgeworpen, waarbij zij stelde dat de rechtbank niet bevoegd was om over het geschil te oordelen vanwege het arbitraal beding in de CNGD.
De rechtbank heeft het beroep van De Eendracht op vernietiging van het arbitraal beding gehonoreerd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en geoordeeld dat De Eendracht niet met succes kan stellen dat het arbitraal beding niet van toepassing is. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd, waarbij het heeft overwogen dat De Eendracht ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bekend was met de CNGD en dat zij zich niet kan beroepen op de vernietigbaarheid van het arbitraal beding. De Hoge Raad heeft het beroep van De Eendracht verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.