ECLI:NL:HR:2022:1539
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 december 2021. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift in cassatie op 25 mei 2022 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 27 januari 2022 was verstreken. Dit betekent dat het beroep niet tijdig was ingediend, ook niet in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn was overschreden, maar de aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.