Uitspraak
gevestigd te Ermelo,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
Betaling aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Maxs NL B.V. en een werknemer. De kwestie betreft de aanzegplicht bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en de vraag of de werkgever, die de werknemer mondeling heeft geïnformeerd over het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, ook een aanzegvergoeding verschuldigd is. De werknemer had in deze zaak verzocht om betaling van een aanzegvergoeding, omdat hij niet schriftelijk was geïnformeerd over het niet verlengen van zijn contract. De kantonrechter had het verzoek afgewezen, maar het hof oordeelde dat Maxs niet had aangetoond dat de werknemer schriftelijk was geïnformeerd. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat het beroep van Maxs op redelijkheid en billijkheid om de aanzegvergoeding niet te betalen, niet opging. De Hoge Raad benadrukte dat de aanzegplicht een wettelijke bepaling van dwingend recht is, en dat de werkgever de aanzegvergoeding verschuldigd is indien hij de schriftelijke aanzegging niet naleeft, ongeacht of de werknemer geen nadeel heeft ondervonden van de mondelinge aanzegging. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde Maxs in de kosten van het geding.