ECLI:NL:HR:2022:1290
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelastingen gemeente Hellendoorn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hellendoorn. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 december 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel werd behandeld. De kwestie draait om de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
Belanghebbende heeft verschillende klachten ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hellendoorn, vertegenwoordigd door [P1] en [P2], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2022.