ECLI:NL:HR:2022:1284
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding en discriminatieverbod in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 november 2021. De belanghebbende, vertegenwoordigd door T.G. van Laarhoven, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het Hof over de proceskostenvergoeding in hoger beroep. Het Hof had de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van een waarde per punt van € 534, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat het Hof had moeten uitgaan van een waarde per punt van € 748.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de belanghebbende slaagde. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest van 27 mei 2022, waarin was geoordeeld dat punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb wegens strijd met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet buiten toepassing moet blijven. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad stelde de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep vast op € 1.898, berekend op basis van 2,5 punten à € 759.
Daarnaast werd het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, inclusief het griffierecht van € 134 en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 1.518. Ook werd de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg veroordeeld in de kosten voor het geding bij het Hof, vastgesteld op € 1.898. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met het discriminatieverbod bij het vaststellen van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures.