ECLI:NL:HR:2022:1284

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
21/04991
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenvergoeding en discriminatieverbod in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 november 2021. De belanghebbende, vertegenwoordigd door T.G. van Laarhoven, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van het Hof over de proceskostenvergoeding in hoger beroep. Het Hof had de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van een waarde per punt van € 534, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat het Hof had moeten uitgaan van een waarde per punt van € 748.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de belanghebbende slaagde. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest van 27 mei 2022, waarin was geoordeeld dat punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb wegens strijd met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet buiten toepassing moet blijven. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad stelde de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep vast op € 1.898, berekend op basis van 2,5 punten à € 759.

Daarnaast werd het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, inclusief het griffierecht van € 134 en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 1.518. Ook werd de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg veroordeeld in de kosten voor het geding bij het Hof, vastgesteld op € 1.898. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met het discriminatieverbod bij het vaststellen van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04991
Datum23 september 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 november 2021, nr. 20/00305 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van een Rechtbank Limburg (nr. ROE 19/1129) betreffende een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door T.G. van Laarhoven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep is het Hof conform punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) uitgegaan van een waarde per punt van € 534.
2.2
Het middel klaagt erover dat het Hof had dienen uit te gaan van een waarde per punt van (destijds) € 748.
2.3
Het middel slaagt. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 27 mei 2022, [2] moet punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb wegens strijd met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet buiten toepassing blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
2.4
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen door de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep vast te stellen op € 1.898 (= 2,5 x € 759).

3.Proceskosten

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand gaat de Hoge Raad uit van de waarde per punt die is neergelegd in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit (tekst vanaf 1 januari 2022).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling in hoger beroep,
- draagt het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 134,
- veroordeelt het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.518 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg in de kosten voor het geding bij het Hof, vastgesteld op € 1.898 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.

Voetnoten

2.ECLI:NL:HR:2022:752, rechtsoverweging 5.8.