Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte eerder was veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs niet voldoende was om te concluderen dat hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en dat eerdere veroordelingen op zich niet voldoende zijn om deze kennis te onderbouwen. De zaak illustreert de noodzaak voor een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken.