ECLI:NL:HR:2022:1116
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over recht op aftrek omzetbelasting bij herziening en pleitbaar standpunt in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z]. De zaak betreft de vraag of een belastingplichtige die bij de aanschaf van een goed de omzetbelasting niet in aftrek heeft gebracht, dit recht alsnog kan realiseren bij de ingebruikneming van dat goed. Dit arrest volgt op een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd vastgesteld dat het recht op aftrek niet kan worden hersteld als de belastingplichtige dit recht niet tijdig heeft ingeroepen, zelfs niet bij de eerste ingebruikneming van het goed voor belaste doeleinden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof van Justitie heeft bevestigd dat de herzieningsregeling van artikel 15, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet beperkt is tot gevallen waarin het werkelijke gebruik van goederen afwijkt van het bij de verwerving voorgenomen gebruik. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof van Arnhem-Leeuwarden blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting, waardoor het cassatieberoep gegrond werd verklaard.
Daarnaast werd de boetebeschikking van de Inspecteur beoordeeld. Het Hof had de boete verminderd tot € 168, omdat belanghebbende geen pleitbaar standpunt had voor het bedrag dat hij volgens zijn standpunt had moeten voldoen. De Hoge Raad bevestigde dat de boete in overeenstemming met het oordeel van het Hof op € 168 moest worden gesteld.
Tot slot werd opgemerkt dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure, maar dat dit geen gevolgen had voor de beslissing over de naheffingsaanslag of de boete, aangezien belanghebbende geen verzoek had gedaan om schadevergoeding. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behalve voor de beslissingen over de boete, proceskosten en griffierechten, en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd voor zover deze de naheffingsaanslag en belastingrente betreft.