Uitspraak
1.Geding in cassatie
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op dit arrest van het Hof van Justitie. De Staatssecretaris heeft schriftelijk gereageerd.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen de erven van [X]. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij opgelegde boete. De naheffingsaanslag was opgelegd aan [X], die op 5 november 2018 is overleden. De gemachtigde van de erflater heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die de naheffingsaanslag en de boetebeschikking in stand had gelaten. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 5 februari 2019 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd, maar ook de boete verlaagd. De Hoge Raad heeft in deze zaak de prejudiciële vragen beantwoord die eerder aan het Hof van Justitie waren gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de boete, gelet op artikel 5:42 Awb, is vervallen door het overlijden van de erflater. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en de Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, met de aanpassing dat de boete is vervallen. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.