ECLI:NL:HR:2021:878
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie wegens niet volledig betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Deventer. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 19 februari 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 26 november 2019 werd behandeld. De Hoge Raad heeft zich in deze zaak geconcentreerd op de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, met name in verband met de betaling van het griffierecht.
De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Belanghebbende heeft echter niet het volledige griffierecht binnen deze termijn voldaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van belanghebbende over de niet-ontvankelijkheid van het griffierecht niet opgingen. De Hoge Raad oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende, die het beroep in cassatie had ingesteld, niet de persoon was die het griffierecht verschuldigd was, maar dat dit de verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf was.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 32 wordt teruggegeven door de griffier van de Hoge Raad. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige en volledige betaling van griffierechten in cassatieprocedures.