ECLI:NL:HR:2021:825

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
20/02392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] N.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juni 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De kwestie draait om de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2012, alsook om de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door de advocaten G.J.M.E. de Bont en A.B. Vissers, heeft het beroep in cassatie ingesteld na de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 april 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof de regels van een goede procesorde heeft geschonden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02392
Datum4 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X] N.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juni 2020, nr. 19/00292, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 18/00030) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J.M.E. de Bont en A.B. Vissers, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Namens belanghebbende is de zaak schriftelijk toegelicht door De Bont voormeld, advocaat te Amsterdam.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 april 2021 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1] Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

2.1
Middel II betoogt onder meer dat het Hof in deze zaak de regels van een goede procesorde heeft geschonden. Het middel slaagt in zoverre op de gronden die zijn vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:505, betreffende de aandeelhouder van belanghebbende.
2.2
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Middel I en middel II voor het overige behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht van € 532 dat belanghebbende heeft betaald voor de behandeling van het beroep in cassatie , en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 3.605 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.