3.2.1. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 16 september 2011 hebben de raadslieden van de klaagster aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Door de hiervoor beschreven wijze van digitale inbeslagneming zijn er ook geheimhoudersstukken, te weten documenten afkomstig van en gericht aan een advocaat, in beslag genomen.
Op 30 augustus 2007 heeft klaagster de relatie met [A] opgeschort (Bijlage 3). [A] is op 14 september 2007 grotendeels failliet verklaard (Bijlage 4). Vanaf datum faillissement is de relatie tussen klaagster en [A] definitief geëindigd.
Op 14 december 2007 heeft klaagster van [C] B.V. (hierna: [C]) vernomen dat zij in opdracht van Bencis, Rabobank, Fortis en FMO bezig zijn met een onderzoek naar de omstandigheden rond de investeringen van de opdrachtgevers in diverse tot [A] behorende vennootschappen en de inmiddels gefailleerde entiteiten (Bijlage 5). Naar aanleiding van dit schrijven heeft klaagster op 14 januari 2008 Blaisse Advocaten geraadpleegd met de vraag op welke wijze zij met het verzoek van [C] moet omgaan. Voorts is er met Blaisse Advocaten gesproken over de juridische positie van klaagster vanuit civiel- en tuchtrechtelijk oogpunt.
Voor zover klaagster zich kan herinneren is er voor het faillissement van [A] niet met een advocaat gecorrespondeerd. Nu er na datum faillissement, inzake [A], nagenoeg alleen emailcorrespondentie is geweest tussen Blaisse Advocaten en klaagster over het [C] onderzoek en de juridische positie van klaagster, valt deze mailcorrespondentie vanaf 14 januari 2008 met Blaisse Advocaten en de binnen [klaagster] geforwarde en verzamelde informatie van en naar Blaisse Advocaten, onder het verschoningsrecht van Blaisse Advocaten. Om die reden mogen deze geheimhoudersstukken niet in beslag worden genomen.
Ter toelichting wijs ik Uw Rechtbank op een uitspraak van de Hoge Raad van 2 maart 2010 waarin de Hoge Raad heeft bevestigd dat het volgens vaste jurisprudentie primair aan de geheimhouder is om te beoordelen of voorwerpen onder zijn verschoningsrecht vallen. Indien deze advocaat zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven en geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan gediend hebben en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. In dat kader wijs ik Uw Rechtbank op bijlage 6 waarin mr. F. van der Velden van Blaisse Advocaten aangeeft dat deze mailcorrespondentie onder haar verschoningsrecht valt.
De Advocaat-Generaal in de voornoemde uitspraak, mr. Vellinga, heeft in dat kader nog geconcludeerd dat: "De aard en de inhoud van de stukken is niet afhankelijk van de plaats waar deze worden gevonden. Die plaats is niet bepalend voor het antwoord op de vraag of deze iets inhouden dat bedoeld is om de advocaat in zijn hoedanigheid toe te vertrouwen of hem in die hoedanigheid reeds is toevertrouwd."
Volledigheidshalve merk ik op dat na datum faillissement alleen nog in juli 2008 in het kader van "nazorg" tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 4] (ex-medewerker van [klaagster]) contact is geweest over het indienen van de aangifte Inkomstenbelasting 2006.
Tijdens de doorzoeking heeft klaagster ook uitdrukkelijk aan de Officier van Justitie medegedeeld dat er zich onder de in beslag genomen informatie ook geheimhoudersstukken bevinden, zie het proces-verbaal doorzoeking d.d. 20/4/2010.
In dat kader merk ik op dat uit het proces-verbaal doorzoeking d.d. 20/4/2010 volgt, dat [betrokkene 1] ten tijde van de doorzoeking aan de Officier van Justitie duidelijk had aangegeven dat op de harde schijf van zijn laptop wel een paar bestanden inzake [A] stonden, maar dat die bestanden zijn opgemaakt na het faillissement van [A] en derhalve betrekking hebben op overleg of voorbereiding voor overleg met de advocaat van klaagster. [Betrokkene 1] heeft mij ook medegedeeld, dat hij aan de Officier van Justitie had aangegeven dat in zijn mailadministratie alleen e-mails zaten van 2008 en later en derhalve betrekking hadden op correspondentie tussen klaagster en Blaisse Advocaten.
Desalniettemin is er een image van zijn harde schijf gemaakt en zijn al zijn e-mailbestanden integraal gekopieerd.
In de reactie heeft de Officier van Justitie dit bevestigd: "Inderdaad is er door (een medewerker van) [klaagster] tijdens de doorzoeking gezegd dat zich onder de in beslag genomen informatie ook geheimhoudersinformatie zal bevinden, alsmede uiteraard gegevens die zien op andere cliënten van [klaagster]."
Tot slot is het onzorgvuldig, dat de Officier van Justitie bij de digitale doorzoeking, op de voet van art. 125i Sv, klaagster (in tegenstelling tot de fysieke dossiers) niet in de gelegenheid heeft gesteld om de geheimhoudersstukken te verwijderen, alvorens er een image dan wel een integrale kopie van de bestanden werd gemaakt, zie proces-verbaal d.d. 20/4/2010.
(...)
CONCLUSIES
Alle door mij aangevoerde omstandigheden maken niet alleen afzonderlijk, maar met name ook in onderlinge samenhang bezien, dat de inbeslagneming onrechtmatig is geweest.
Kort gezegd zijn dat:
a. Geen legitimatie (onzorgvuldig);
b. Geen volledige lijst achtergelaten van de inbeslaggenomen voorwerpen (onzorgvuldig);
c. Negeren geheimhoudersstukken;
d. Negeren van geheimhoudingsverplichting ten opzichte van (andere) cliënten;
e. Inbeslagneming van gegevens buiten het onderzoeksbelang;
f. Misbruik van bevoegdheden;
g. Klaagster onvolledig informeren over rechtspositie;
h. Niet voldaan aan de beginselen van subsidiariteit & proportionaliteit.
Gelet op het voorgaande verzoek ik Uw Rechtbank primair om te beslissen dat de doorzoeking op 15 april 2010 ten kantore van klaagster onrechtmatig is geweest, omdat het Openbaar Ministerie misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt, in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde alsmede in strijd met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit heeft gehandeld.
Tevens verzoek ik Uw Rechtbank om te oordelen dat kennisneming en/of gebruik van de digitaal gekopieerde gegevens alsmede van de gegevens die zijn opgeslagen op de images onrechtmatig is.
Bovendien verzoek ik Uw Rechtbank om het Openbaar Ministerie te verbieden kennis te nemen dan wel gebruik te maken van deze digitale gegevens.
Tot slot verzoek ik Uw Rechtbank om de teruggave dan wel vernietiging van al deze gegevens te gelasten, zonder dat daarvan kopieën worden achtergehouden."