ECLI:NL:HR:2021:643

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
20/01777
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over contractuele boete en medewerking koper bij woninglevering

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de niet-tijdige medewerking van de koper aan de levering van een woning en de vraag of er sprake is van een contractuele boete. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Apeldoorn en de arresten van het hof, waaronder die van 14 augustus 2018, 5 november 2019 en 17 maart 2020. De advocaat-generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep voor zover dat is gericht tegen het arrest van 14 augustus 2018 en voor het overige tot verwerping.

De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Challenge zijn begroot op € 2.830,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01777
Datum23 april 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
CHALLENGE VASTGOED B.V,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Challenge,
advocaat: R.T. Wiegerink.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 503.7827 CV EXPL 16-2932 van de kantonrechter te Apeldoorn van 8 juni 2016 en 23 november 2016;
de arresten in de zaak 200.213.927 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 augustus 2018, 5 november 2019 en 17 maart 2020.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Challenge heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep voor zover dat is gericht tegen het arrest van 14 augustus 2018 en voor het overige tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van deze arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Challenge begroot op € 2.830,34 aan verschotten en
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
23 april 2021.