ECLI:NL:HR:2021:585
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- J.A.C.A. Overgaauw
- M.A. Fierstra
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- P.A.G.M. Cools
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vraag of aandelen in een opslagbedrijf als fictieve onroerende zaken kunnen worden aangemerkt
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft de vraag of de aandelen in [B] Holding B.V., een bedrijf dat opslagruimten aanbiedt, kunnen worden aangemerkt als fictieve onroerende zaken volgens artikel 4, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). De Staatssecretaris stelde dat de verwerving van de aandelen was gericht op het verkrijgen van onroerende zaken zonder heffing van overdrachtsbelasting, terwijl het Hof oordeelde dat de overname van de aandelen niet enkel gericht was op dit doel. Het Hof concludeerde dat de bedrijfsvoering van belanghebbende niet wezenlijk verschilde van die van een hotelbedrijf, dat buiten het bereik van de WBR valt.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en geoordeeld dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de terbeschikkingstelling van opslagruimten aan klanten ondergeschikt zou zijn aan de door Holding B.V. geleverde diensten. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling vanuit het perspectief van de klanten en de rol van de onroerende zaken binnen het bedrijfsproces van de rechtspersoon.
De Hoge Raad heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, en verklaarde het beroep in cassatie gegrond, waarbij de eerdere uitspraak van het Hof werd vernietigd.