Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
13 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 december 2019 was gewezen. De zaak betreft valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, zoals omschreven in artikel 225.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1957, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat B.M.A. Jegers heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.