ECLI:NL:HR:2021:556
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Amsterdam inzake Ziektewet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], vertegenwoordigd door A. Cmilansky. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 november 2020, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 5 juni 2020. Deze eerdere uitspraak betrof een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank, aangezien de wet alleen cassatie toestaat tegen uitspraken van de bestuursrechter onder bepaalde voorwaarden. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie mogelijk maakte, waardoor de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.