ECLI:NL:HR:2021:556

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
20/04189
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Amsterdam inzake Ziektewet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], vertegenwoordigd door A. Cmilansky. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 november 2020, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 5 juni 2020. Deze eerdere uitspraak betrof een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank, aangezien de wet alleen cassatie toestaat tegen uitspraken van de bestuursrechter onder bepaalde voorwaarden. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie mogelijk maakte, waardoor de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/04189
Datum9 april 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
(vertegenwoordigd door A. Cmilansky)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 november 2020, nr. AMS 19/6309 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 5 juni 2020 betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Ziektewet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank als de onderhavige, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak inzake de toepassing van de Ziektewet. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.