ECLI:NL:HR:2021:545
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- J.A.R. van Eijsden
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake aanmaningskosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 mei 2019, nr. BK-18/00950, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 17/6618) betreffende aanmaningskosten die aan belanghebbende in rekening waren gebracht.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2021.