ECLI:NL:HR:2011:BR2326
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Verlening van verlof op basis van een Chinees rechtshulpverzoek en de hoorplicht in het strafproces
In deze zaak gaat het om de verlening van verlof op basis van een rechtshulpverzoek van de "Supreme People's Procuratorate of the People's Republic of China". Dit verzoek leidde tot een doorzoeking waarbij stukken van overtuiging in beslag zijn genomen. De betrokkene, geboren in 1946 en wonende in Nederland, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 14 augustus 2009, waarin de rechtbank oordeelde dat het oproepen van de betrokkene voor het onderzoek in raadkamer achterwege kon blijven. De rechtbank stelde dat het belang van het onderzoek ernstig geschaad kon worden indien de onderzoeksgegevens voortijdig bekend zouden worden.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 4 oktober 2011 geoordeeld dat de rechtbank een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De maatstaf voor het niet oproepen van de betrokkene is niet dat het onderzoek "ernstig geschaad kan worden", maar dat het onderzoek daadwerkelijk ernstig wordt geschaad. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van het horen van de belanghebbende in het kader van de vordering tot verlof, zoals voorgeschreven in artikel 552p van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing van de Hoge Raad onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van het onderzoek en de rechten van de betrokkenen in het strafproces.