Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
23 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft brandstichting in de kelder van een café in Ravenstein, waarbij de verdachte werd beschuldigd op basis van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak gericht op twee belangrijke punten: de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen.
Ten eerste heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof niet vol konstaan met de enkele constatering van overschrijding van de redelijke termijn, ondanks dat de totale duur van de berechting in twee instanties minder dan drie jaar was. De Hoge Raad oordeelde dat bijzondere omstandigheden niet aanwezig waren die rechtvaardigden dat het hof niet verder inging op de overschrijding. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf met zeven maanden moest worden verminderd.
Ten tweede heeft de Hoge Raad zich gebogen over de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis niet correct was en heeft deze vernietigd. In plaats daarvan heeft de Hoge Raad bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van het hof is dus gedeeltelijk vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen.