Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Arnhem,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
5 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de toelaatbaarheid van een nieuwe crisismaatregel die direct volgt op een eerdere crisismaatregel, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die in cassatie is gegaan, had eerder een crisismaatregel opgelegd gekregen door de burgemeester van Arnhem. De eerste crisismaatregel was van 22 mei 2020 tot 25 mei 2020, waarna op dezelfde dag een tweede crisismaatregel werd opgelegd voor de duur van drie dagen. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen deze tweede crisismaatregel en verzocht om schadevergoeding van de gemeente Arnhem.
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 25 juni 2020 het beroep tegen de tweede crisismaatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er op het moment van de tweede crisismaatregel nog steeds sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Betrokkene heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad de ontvankelijkheid van het beroep heeft beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen de afwijzing van de schadevergoeding, omdat daartegen hoger beroep openstaat. Wat betreft de tweede crisismaatregel oordeelde de Hoge Raad dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van de Wvggz was voldaan op het moment van de tweede crisismaatregel. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.