ECLI:NL:HR:2021:1977
Hoge Raad
- Artikel 81 RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam betreffende douanerechten en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft uitnodigingen tot betaling van douanerechten die aan de belanghebbende waren uitgereikt. De Hoge Raad beoordeelde de middelen die door de belanghebbende waren voorgesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 december 2020. In een eerder arrest van de Hoge Raad op 30 juni 2017 was de uitspraak van het Hof vernietigd en was de zaak terugverwezen voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege de lange duur van de procedure. Het Hof had eerder al een vergoeding toegekend voor overschrijding van de redelijke termijn, maar de Hoge Raad oordeelde dat de onderhavige cassatieprocedure niet onredelijk lang had geduurd en zag daarom geen aanleiding voor een aanvullende schadevergoeding. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.