ECLI:NL:HR:2021:1852
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over naheffingsaanslagen parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 18 augustus 2020 was gedaan. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die betrekking had op naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in. De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman concludeerde op 22 september 2021 tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, maar de Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.