ECLI:NL:HR:2021:1819
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Deventer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 maart 2021. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De Rechtbank had een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen in hoger beroep was gegaan. Het Gerechtshof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 3 december 2021, en is gewezen door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.