ECLI:NL:HR:2021:174

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
20/02086
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 maart 2020, nr. 19/813 ANW-V, die op zijn beurt een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 oktober 2019 behandelde. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling is die het mogelijk maakt om in cassatie te gaan tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke context. Dit betekent dat de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaart in het beroep in cassatie, omdat het beroep niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en het griffierecht van € 135 dat door belanghebbende is betaald, wordt teruggegeven door de griffier van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02086
Datum5 februari 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Marokko (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 6 maart 2020, nr. 19/813 ANW-V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 oktober 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak. Het beroep in cassatie moet daarom niet–ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2021.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 135 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.