ECLI:NL:HR:2022:97
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 28 januari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], Marokko, hierna aangeduid als belanghebbende. Dit verzoek betrof de herziening van het arrest van de Hoge Raad van 5 februari 2021, met nummer 20/02086, ECLI:NL:HR:2021:174. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Na beoordeling is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan, maar enkel heeft vastgesteld dat het verzoek niet ontvankelijk is.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022, waarbij de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.