ECLI:NL:HR:2021:1729

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
21/00254
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van arresten van de Hoge Raad inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken tot herziening van eerdere arresten in belastingzaken. De verzoeken waren ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De verzoeken tot herziening waren gericht tegen de arresten van de Hoge Raad van 15 januari 2021, genummerd 19/03644 en 19/03699.

De Hoge Raad ontving op 18 november 2021 de verzoekschriften van belanghebbende, waarin werd verzocht om herziening. In de aanloop naar de uitspraak op 19 november 2021, werd belanghebbende op de hoogte gesteld van de samenstelling van de kamer die de zaak zou behandelen. Belanghebbende heeft echter op 18 november 2021 ook verzoeken tot wraking ingediend tegen de leden van de Hoge Raad die de zaak zouden behandelen. Deze verzoeken tot wraking werden op 17 december 2021 door de wrakingskamer van de Hoge Raad buiten behandeling gesteld.

Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeken tot herziening heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verzoeken duidelijk niet konden slagen. De procureur-generaal heeft geen advies uitgebracht over de verzoeken. De Hoge Raad heeft besloten om de verzoeken tot herziening zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De uitspraak is gedaan door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/00227 en 21/00254
Datum24 december 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op de verzoeken tot herziening van de arresten van de Hoge Raad der Nederlanden van 15 januari 2021, nr. 19/03644, ECLI:NL:HR:2021:49, en nr. 19/03699, ECLI:NL:HR:2021:50.

1.Geding in cassatie

1.1
Bij brieven van 11 november 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat op 19 november 2021 uitspraak zal worden gedaan op de verzoeken tot herziening. In die brieven is vermeld dat de beslissing zal worden genomen door de leden E.N. Punt, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden.
1.2
De Hoge Raad heeft op 18 november 2021 verzoekschriften van belanghebbende ontvangen strekkende tot wraking van de hiervoor in 1.1 genoemde leden van de Hoge Raad. Bij beslissing van 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1905, heeft de wrakingskamer van de Hoge Raad de verzoeken tot wraking buiten behandeling gesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeken tot herziening

De Hoge Raad heeft de verzoeken tot herziening beoordeeld. De procureur-generaal bij de
Hoge Raad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat de verzoeken tot herziening duidelijk niet kunnen slagen. Hij zal daarom gebruik maken van de mogelijkheid om de verzoeken zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Om redenen van proceseconomie laat de Hoge Raad in het midden of het onbetaald laten van het verschuldigde griffierecht verschoonbaar is in verband met betalingsonmacht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verzoeken tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.