ECLI:NL:HR:2021:1684

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
20/03237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V., voorheen [A] B.V., als rechtsopvolger van [B] B.V., tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 augustus 2020, waarin naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en van 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 aan belanghebbende waren opgelegd. Tevens waren er beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente aan de orde.

De Hoge Raad had eerder, op 12 juli 2019, een uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak, waarbij de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam was vernietigd en de zaak was verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. In het huidige geding heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J.F. Stormmesand, beroep in cassatie ingesteld en verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 21 juni 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en deze verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1595). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2021.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/03237
Datum12 november 2021
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. voorheen [A] B.V. als rechtsopvolger van [B] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 augustus 2020, nrs. 19/00469 en 19/00470, betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de tijdvakken 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2019, nr. 18/00955, ECLI:NL:HR:2019:1197, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, nrs. 16/00427 en 16/00428, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Den Haag (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J.F. Stormmesand, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 21 juni 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/03229 (ECLI:NL:HR:2021:1595), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2021.