ECLI:NL:HR:2021:1684
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V., voorheen [A] B.V., als rechtsopvolger van [B] B.V., tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 11 augustus 2020, waarin naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 en van 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 aan belanghebbende waren opgelegd. Tevens waren er beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente aan de orde.
De Hoge Raad had eerder, op 12 juli 2019, een uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak, waarbij de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam was vernietigd en de zaak was verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. In het huidige geding heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door J.J.F. Stormmesand, beroep in cassatie ingesteld en verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een conclusie van repliek, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 21 juni 2021 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en deze verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:1595). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2021.