ECLI:NL:HR:2021:1665

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
20/01508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfdienstbaarheid en verkrijgende verjaring in civiel recht

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2018, 4 december 2018 en 4 februari 2020. Verweerder, eveneens wonende te [woonplaats], heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het incidentele beroep van verweerder, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, niet behandeld. In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 5 november 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01508
Datum5 november 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: R.P.J.L. Tjittes.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 117370/ HA ZA 12-14 van de rechtbank te Leeuwarden van 28 maart 2012 en 3 juli 2013;
de arresten in de zaak 200.136.482/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 juli 2014, 27 september 2016, 13 februari 2018, 4 december 2018 en 4 februari 2020.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof van 13 februari 2018, 4 december 2018 en 4 februari 2020 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de arresten van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
5 november 2021.